Monday, November 24, 2014

Blerick: industriële ontwikkeling

(1) IJzergieterij Van Boom & Joiris

Locatie: Aan de Oude Gieterij (beter bekend als 'Gieterijweggetje')

Lees hier verder over de Blerickse ijzergieterijen.

(2) IJzergieterij Hillen | GeHo (Gebroeders Holthuis) | Baker Hughes | Weir Minerals

Locatie: Hillen begon op de plek waar nu La Plaza is

Lees hier verder over de Blerickse ijzergieterijen.

(3) Joseph van de Loo Draad en Staal

(4) Gloeilampenfabriek Constantia

Locatie: huidige locatie Leolux aan de Kazernestraat.


Gloeilampenfabriek. Waarschijnlijk geïnspireerd door het succes van de in 1889 gestichte Venlose gloeilampenfabriek Pope begonnen A. Goossens en J. Steegh in 1892 te Blerick met de gloeilampenfabriek Constantia. Het bedrijfsgebouw (met eigen gasfabriek en waterreservoir) werd vlakbij het spoorwegemplacement neergezet, ongeveer op de plek waar nu meubelfabriek Leolux is gevestigd. De zaken werden groots aangepakt, want Constantia startte met ongeveer 60 personeelsleden, voor het merendeel meisjes (zij werden door de Blerickenaren 'pitjes' genoemd). Hoewel ze aanvankelijk redelijk draaide, kon de nieuwe gloeilampenfabriek de successen van Pope niet evenaren. Zelfs niet nadat vanaf 1897 ook andere elektrotechnische artikelen werden geproduceerd, in verband waarmee de naam werd veranderd in N.V. Constantia Electric Works. Een harde concurrentiestrijd op de markt voor gloeilampen, die in 1901 begon, leidde tot concentratie bij de fabrikanten. Constantia werd in 1904 overgenomen door Philips. De produktie in Blerick stopte op 1 april van dat jaar.

Bron: [Blerickclopedie]

(5) Schoolmeubelfabriek De Valk | Zuid-Nederlandsche Clubmeubelfabriek (ZNC) | Leolux

Locatie: waar nu het hoofdkantoor van Leolux is gevestiged

(6) Van den Bergh's IJzergieterij

Locatie: het latere VBF-terrein

Lees hier verder over de Blerickse ijzergieterijen.

(7) Verenigde Buizenfabrieken (VBF)

Buizenfabriek. De VBF (Verenigde Buizenfabrieken) was van 1937 tot 1990 gevestigd aan de Pepijnstraat. De 'buuzefabriek', zoals ze in Blerick bekend stond, werd op 2 november 1937 opgericht door J. Haffmans en W. Gusken. Ze heette toen officieel de Blericksche Buizenfabriek NV. De onderneming vestigde zich in de gebouwen van de failliet gegane Van den Berghs IJzergieterij. Vanaf de oprichting werden allerlei soorten buizen gefabriceerd. In de oorlog kwam de fabriek in Duitse handen en moesten buizen worden gemaakt voor tenten, legerbedden en brancards. In september 1945 kon de normale produktie met 20 werknemers worden hervat. De jaren vijftig vormden een uitstekende periode voor het bedrijf. De produktie werd flink opgevoerd en de buizen uit Blerick vonden hun weg in Europa, Azië, Afrika en Amerika. Aan het eind van de jaren vijftig begon de buizenfabriek met een nieuw produkt: aluminium radiatoren voor centrale verwarming. Aanvankelijk boekte de firma ook daar succes mee. In 1966 werd in Helden zelfs een aparte radiatorenfabriek neergezet met ongeveer 100 personeelsleden. Negen jaar later ging die echter weer dicht, vooral omdat de concurrentie van de goedkoperen plaatstalen radiatoren te groot werd. De Blericksche Buizenfabriek verloor in 1967 haar zelfstandigheid, ze ging toen deel uitmaken van het Hoogovens-concern. Samen met twee andere Hoogovens-dochters, Rijnstaal uit Arnhem en De Maas uit Maastricht, vormde de firma uit Blerick vanaf 1969 de Verenigde Buizenfabrieken. Daarna kwam het bedrijf geleidelijk aan in moeilijkheden.

De concurrentie in de bedrijfstak was groot, zo groot dat de directie al in 1977 bij het 40-jarig bestaan liet weten dat alles op alles moest worden gezet om de concurrentiestrijd niet te verliezen. Bij een grootscheepse reorganisatie van de Verenigde Buizenfabrieken, nodig om te kunnen blijven concurreren, werd de Blerickse vestiging in 1986 het slachtoffer. Dat jaar kondigde de directie aan dat de buizenfabricage van Blerick zou worden overgeplaatst naar de vestigingen in Maastricht en Arnhem, die gemoderniseerd zouden worden. De 125 Blerickse personeelsleden kregen een baan in Maastricht en Arnhem, werden ondergebracht bij andere Hoogovens-bedrijven in de regio of gingen met vervroegd pensioen. De afbouw van de Blerickse vestiging duurde echter nog tot 1990.

Bron: [Blerickclopedie]

(8) NS Werkplaats

Op 18 september 1865 werd de spoorlijn Venlo-Blerick-Eindhoven in gebruik genomen. De Maasbreese raad had hieraan meegewerkt door in Blerick grond te onteigenen. Blerick werd bovendien een halteplaats van de lijn Boxtel-Maastricht, die toendertijd via Venlo liep. Omstreeks 1882 volgde de aanleg van de spoorlijn Venlo-Nijmegen. Voor Blerick betekende de komst van de spoorwegen een enorme uitbreiding van de werkgelegenheid. Ook de bouw van de N.S.-wagenwerkplaats in 1889 bracht velen werk. De komst van de spoorwegen droeg er in belangrijke mate aan bij dat Blerick zijn landelijk karakter verloor.

Bron: [Blericklopedie]

Na de aanleg van de spoorlijnen Venlo-Eindhoven (1865) en Venlo-Nijmegen (1882) kwamen er in Blerick meerdere overwegen. Tussen de Fort Sint-Michielstraat en de Sint-Annaweg was een dubbele overweg (in 1973 gesloten). De Antoniuslaan en de Horsterweg werden onderbroken door een overweg, die een tijdlang ook werd gekruist door de tramlijn Venlo-Helden. Deze dubbele overweg was in later jaren een van de beruchtste verkeersknelpunten van Blerick. Ook bij het NS-station (Kazernestraat-Tweede Graaf van Loonstraat) bevond zich een dubbele overweg. Deze werd in 1974 vervangen door een viaduct. Andere overwegen lagen bij Klein Boerlo en de Verlengde Grensweg. In 1973 kwam er een nieuwe overweg bij het industrieterrein Groot Boller.

Bron: [Blericklopedie]

(9) Nedri | Demka | NDI

1925: Rössler Drahtwaren (Soest D) start in Venlo een dependance. Geproduceerd worden verzinkt draad, draadnagels, gaas en blanke draden voor veel verschillende toepassingen.

1945: Na de oorlog in handen van DEMKA, de staalproducent uit Utrecht.

1952: Start van de productie van spanstaal, zowel draad als streng

1969: Demka en daarmee ook NDI (Nederlandse Draadindustrie), wordt onderdeel van Hoogovens Groep, divisie HIT, (Hoogovens Industriële Toeleveringen).

1992: NDI behaalt als eerste spanstaalproducent het ISO 9002 kwaliteitscertificaat.

1994: De HIT-divisie wordt verkocht aan drie investeringsfirma's, Albif (algemeen beursintroductiefonds); Alpinvest en NPM (Nederlandse participatie maatschappij)

1994: NDI koopt van Thyssen Draht, de spanstaal afdeling als de laag koolstof draad afdeling. De spanstaal activiteiten worden geconcentreerd in Venlo en de overige producten in Hamm Duitsland. De nieuwe naam is NEDRI Spanstaal BV.

2002: HIT verkoopt haar aandelen aan Vadeho3, een groep investeerders.

2003: De spanstaal activiteit van WDI in Hamm wordt eigendom van Nedri en de getrokken draden (Nedri Industrie Draht in Hamm) wordt eigendom van WDI.

2011: De familie Pampus (WDI, Westfälische Drahtindustrie) bezit nu 100% van de aandelen van nedri

Bron: [Nedri]

(10) E. Goossens, Pope & Co

Draad- en kabelfabriek, vroeger gloeilampenfabriek, die in de jaren vijftig vanuit Venlo naar Blerick kwam. In 1889 werd in Venlo de eerste Nederlandse gloeilampenfabriek opgericht. Aan de wieg van deze fabriek stond de Engelsman Frederic Robert Pope, die eerder in de fabriek van Swan (die in Engeland een praktisch bruikbare gloeilamp fabriceerde) had gewerkt. De gloeilampenfabriek werd opgericht met steun van de Venlose familie Goossens, die als geldschieter fungeerde en een zekere Van der Kaa, die Pope naar Venlo had gehaald. De onderneming kreeg de naam 'Goossens, Pope en Van der Kaa'. De familie Goossens droeg het financiële risico want de bruikbaarheid en de praktische waarde van de gloeilamp moest immers nog worden bewezen. De fabriek richtte zich aanvankelijk vooral op het buitenland, omdat de Nederlandse steden omstreeks 1890 nauwelijks elektriciteit kenden. Enkele dagen na de oprichting werd aan de Hamburgersingel een groot terrein gekocht waar spoedig twee houten werkplaatsen met kantoor, een smederij en een portierswoning werden gebouwd. De oorspronkelijke firmanaam werd al snel gewijzigd in 'E. Goossens, Pope & Co'. De produktie steeg en het personeel in vaste dienst nam toe van 30 in 1889 tot ruim 100 in 1894. De jaarproduktie bedroeg in dat laatstgenoemde jaar circa 125.000 lampen. In 1906 werd het houten fabrieksgebouw door brand verwoest en werd een nieuwe fabriek gebouwd, ditmaal van steen. Pope was de eerste groot-industrie in Venlo en bleef tot de naoorlogse jaren de fabriek met de meeste werknemers.

In de eerste helft van de twintigste eeuw volgden de veranderingen bij Pope zich snel op. Vanaf 1908 maakte het bedrijf geen gloeilampen meer, maar metaaldraadlampen. Na een mislukte poging van de Venlonaren om in 1918 Philips over te nemen, werd Pope twee jaar later een dochteronderneming van de Eindhovense firma. In 1927 begon het Venlose bedrijf met een nieuw produkt: koperdraad. Nadat de lampenproduktie in 1932 werd afgestoten naar Philips, kwam er ruimte voor nieuwe produkten. Vanaf 1940 vervaardigde Pope ook snoeren en kabels. Na de oorlog ging het zich daar helemaal op toeleggen. Met succes, want het bedrijf groeide en groeide, reden om de produktiehallen in de jaren vijftig en zestig successievelijk naar het industrieterrein Groot Boller in Blerick te verplaatsen. De top bereikte Pope in 1974, toen het 1357 mensen in dienst had. Daarna kwam de firma flink in de problemen en daalde het personeelsbestand tot ongeveer 800 in 1990. Met het ontwikkelen en fabriceren van nieuwe produkten, zoals bijvoorbeeld de glasvezelkabel, hoopte het bedrijf de weg terug te vinden. Dat lukte in eerste instantie inderdaad, maar in 1993 verkeerde Pope weer in moeilijkheden, mede als gevolg van overcapaciteit op de markt voor draad en kabels. Alleen een fikse reorganisatie kon het bedrijf (met toen nog 750 man personeel) redden.

Bron: [Blericklopedie]

(11) Vostermans

In 1952 stichtte Toon Vostermans in een schuurtje achter de ouderlijke woning aan de Pepijnstraat een modelmakerij. Al snel na de start van zijn bedrijf besloot Vostermans om naast modellen ook gietwerk te gaan leveren. In eerste instantie werd een zeer breed scala van produkten vervaardigd, variërend van huishoudtrappen tot speelgoedauto's. Later ging het bedrijf zich meer specialiseren en schakelde het grotendeels over op de fabricage van ventilatoren. In het Noordlimburgse bevond zich destijds al veel intensieve veehouderij, waar deze ventilatoren nodig zijn voor de beluchting van stallen. Omdat het bedrijf toen al beschikte over zowel een eigen modelmakerij, een gieterij, als ook een eigen machinefabriek konden de ventilatoren geheel in eigen beheer worden gemaakt. De keuze voor ventilatoren bleek een succes. Het bedrijf, inmiddels gevestigd op industrieterrein Groot Boller, groeide stevig en verkocht zijn produkten wereldwijd. Voor deze activiteiten werd Vostermans in 1982 onderscheiden met de Nederlandse exportprijs. In 1994 biedt Vostermans werk aan circa tweehonderd mensen.

Bron: [Blerickclopedie]

(12) Machinefabriek L.H. Gommans

Lei Gommans uit Boekend stichtte in de tweede helft van de jaren dertig de machinefabriek L.H. Gommans. De aan de Antoniuslaan gevestigde firma werd in de volksmond 'de Bookender smeed' genaamd, omdat Gommans voordien een smederij in de Boekend had. De machinefabriek maakte veel produkten voor de mijnen. Toen die door de sluitingen als opdrachtgever wegvielen, ging het mis met het bedrijf. Door in te teren op het bedrijfskapitaal kon de directie de firma nog enige tijd draaiende houden. In juni 1977 volgde echter het faillissement, waarbij de veertig medewerkers op straat kwamen te staan.

Bron: [Blerickclopedie]

(13) Andeno

Chemiebedrijf. Andeno, dat onderdeel is van DSM, ontstond in 1957 uit het Océ-Van der Grinten-concern. De afdeling die de chemicaliën produceerde voor het diazo-lichtdrukpapier van Van der Grinten werd verzelfstandigd. Ze ging verder onder de naam 'NV Chemische Industrie Andeno'. Het nieuwe bedrijf was net als het moederconcern gevestigd in Genooi en kreeg een van die vestigingsplaats afgeleide naam: Aan den Ooy - Genooi. Andeno (later overigens Océ-Andeno geheten) groeide voorspoedig en moest mede daardoor in 1967 verhuizen naar een plek op de andere Maasoever, de Grubbenvorsterweg in Blerick. De firma produceerde inmiddels niet meer alleen chemicaliën voor het Océ-kopieerpapier. Door de introductie van het kopiëren op gewoon papier zouden die stoffen in de toekomst ook minder nodig zijn. Vandaar dat Andeno langzaam begonnen was met de produktie van zogenaamde fijnchemicaliën voor diverse takken van industrie en stoffen voor de pharmaceutische industrie. Aan het begin van de jaren zeventig maakten die nieuwe chemicaliën al twintig procent van de produktie uit. Dat aandeel werd in rap tempo groter, want in 1975 bedroeg het al bijna 65 procent. Andeno had zich in die vijf jaar bijna helemaal toegelegd op de fabricage van stoffen voor de pharmaceutische industrie; het leverde de grondstoffen voor bijvoorbeeld antibiotica. De totale produktie van het bedrijf groeide in die tijd eveneens enorm, net als het aantal medewerkers. Terwijl er in 1970 nog 180 waren, bedroeg dit aantal in 1975 al 294. Weer vijf jaar later had Andeno ongeveer 420 man in dienst. Het complex aan de Grubbenvorsterweg werd diverse malen flink uitgebreid. Niet alleen voor de produktie, maar ook voor research- en ontwikkelactiviteiten. In verband met de groei moest het bedrijf grootscheepse milieumaatregelen nemen.

Zo bouwde Andeno een eigen waterzuiveringsinstallatie, die in 1978 in gebruik werd genomen. Bij het 25-jarig bestaan van de firma, in 1982, bedroeg het aandeel van de zogenaamde repro-chemicaliën (nodig om te kopiëren) nog maar 15 procent van de produktie. De pharma-produkten (grondstoffen voor onder meer peniciline, bloeddrukverlagende middelen, medicijnen tegen allergische aandoeningen en middelen tegen geslachtsziekten) vormden de hoofdmoot. De activiteiten van Andeno hadden weinig of niets meer te maken met die van moederconcern Océ. Vandaar dat de kopieergigant begin 1987 besloot de dochteronderneming (die overigens zelf het initiatief daartoe nam) te verkopen aan DSM. Bij die chemiereus voelde Andeno (dat deel ging uitmaken van de divisie chemische grondstoffen) zich logischerwijs meer thuis. Daar kwam nog bij dat het door onderbrenging bij DSM nieuwe kansen kreeg op de pharma-markt, waarop het in het midden van de jaren tachtig als gevolg van schaalvergroting voor 'kleintjes' als Andeno moeilijker was geworden. Die kansen lagen met name bij de vervaardiging van tussenprodukten voor geneesmiddelen tegen hart- en vaatziekten en tussenprodukten die de werkzaamheid van medicijnen verhogen (de zogenoemde optisch-actieve verbindingen). In de daaropvolgende jaren benutte Andeno de geboden kansen goed. Sterk ondersteund door DSM nam het diverse bedrijven met vergelijkbare activiteiten over, waaronder in 1989 het Zwitserse Plaine Chemicals te Genève, in 1990 ACF Chemie in Maarssen en in 1993 het Duitse Squibb-Von Heyden in Regensburg. Ook sloot het in 1990 een samenwerkingsovereenkomst met de Japanse firma Tanabe en het Franse Synthélabo.

Andeno ging aan hen een chemische bouwsteen leveren voor de produktie van het geneesmiddel diltiazem, dat hart- en vaatziekten helpt voorkomen. Door de overnames en de samenwerking steeg de omzet van 130 miljoen gulden in 1987 naar 300 miljoen in 1993. Het aantal personeelsleden steeg naar 850, waarvan 475 in Venlo. Vanaf eind 1992 werd een deel van het in Venlo werkzame personeel ondergebracht in een nieuw hoofdkantoor, gevestigd op kantorenpark Noorderpoort in Venlo. Dat park ligt op een steenworp afstand van de plek waar Andeno ooit begon in Genooi.

Bron: [Blerickclopedie]

(14) Kurstjens Ploegenfabriek

(15) WAA

(16) Machinefabriek Ubroek

(17) Fietsenfabriek Cove | RIH

Locatie:

Coen Verberkt leert als chef lakkerij het vak bij de Venlose Cyrus fietsenfabriek. In 1945 begint hij voor zichtzelf. In 1972 wordt Cove overgenomen door RIH.

Bron: [RIH]

(18) Steenfabriek Teeuwen & Nefkens

Voordat de steenfabriek van Teeuwen zich in 1897 vestigde op het terrein waar nu de Molenbossenflats staan, beschikte Blerick al over enkele steenovens. Zij lagen vooral in de buurt van de Tangkoel. Exploitanten daarvan waren onder anderen Nefkens, Grubben, Bartels, Sanders en Hillen. De stenen uit die ovens waren vooral bestemd voor lokaal gebruik, bijvoorbeeld voor de bouw van de Geloftekerk van Sint-Antonius van Padua (1897-1899). De eerste echte steenfabriek werd in 1897 gesticht door vier broers Teeuwen (die in Tegelen, Reuver en Kaldenkirchen ook over dergelijke bedrijven beschikten) en de Blerickse broers Leo en Henri Nefkens. Oorspronkelijk heette het bedrijf dan ook 'Teeuwen & Nefkens, stoomfabriek te Blerick bij Venlo'. Na vijf jaar namen de Tegelse broers Paul en Joseph Teeuwen echter geheel de touwtjes in handen en sindsdien stond de firma als 'Gebr. Teeuwen's Steenfabriek te Blerick' bekend. De fabriek vervaardigde gevelstenen, profielstenen en zogenaamde radiale stenen, die bestemd waren voor de bouw van schoorstenen. Die radiale stenen werden al snel de specialiteit van het bedrijf. De leem die nodig was voor de fabricage van de stenen haalde de firma uit speciaal daartoe aangekochte terreinen langs de Maasoever. De fabriek was heel modern en beschikte bij de start over een kunstmatige drooginrichting voor stenen, droogloodsen en een ringoven. Van die ringoven werd de naam afgeleid waarmee de Blerickenaren de fabriek aanduidden: de ringkaove.

De steenproduktie wisselde nogal, ze bedroeg bijvoorbeeld in 1929 3,8 miljoen, in 1933 4,6 miljoen en in 1938 2,3 miljoen exemplaren. De fabriek van de Gebr. Teeuwen was een van de grotere werkgevers in Blerick, in 1910 werkten er 50 mensen, in 1927 90. De Tweede Wereldoorlog maakte een eind aan het bestaan van de steenfabriek. Nadat de produktie in 1943 vanwege gebrek aan brandstof was komen stil te liggen, zochten veel Blerickenaren er hun toevlucht bij luchtalarm of als ze uit de handen van de Duitsers wilden blijven. In november 1944 trokken Duitsers zich er met tanks terug. Diezelfde maand bliezen ze de schoorsteen op. Omdat de Britten op 3 december bij de bevrijding van Blerick dachten dat de tanks zich nog steeds bij de fabriek bevonden, werd deze hevig bestookt. De Duitsers waren echter al lang weg, en het resultaat van de beschieting was slechts dat de fabriek in een puinhoop veranderde. Na de oorlog werd de produktie niet meer hervat. De gemeente Venlo kocht de grond met de overblijfselen in 1956. Tien jaar later verrezen er de Molenbossenflats.

Bron: [Blerickclopedie]

(19) Champignonfabriek Lutece

(20) Carrosseriefabriek / Garagebedrijf Hover & Tiwi


[Foto's: dank aan Ruud Merkx]

(21) Geurts-Janssen Staal

Bron: [Historie Geurts-Janssen Staal]

Monday, November 10, 2014

Heuijerjans, de spoorwegmedewerker

(1) Cornelis 'Nelis' Heujerjans (1872-1941) Hulparbeider, Hulpremmer, Arbeider-remmer
(2) Theodorus Heuijerjans (1881-1967) Hulparbeider, Arbeider, Voorman-arbeider, Onderladingen, Ladingmeester
(3) Joseph Hubertus Heuijerjans (1892-1962) Hulparbeider, Arbeider, Rangeerder, Arbeider-telegrafist, Lijnassistent
(4) Peter Johannes Heuijerjans (1893-1974) 1940-1945 "railwachter"
(5) Wilhelmus Heuijerjans (1895-1953) Hulparbeider, Arbeider, Rangeerder, Wagennoteerder
(6) Peter Joannes Heuijerjans (1896-1975) Hulparbeider, Arbeider, Arbeider-telegrafist, Seinhuiswachter, Lijnassistent
(7) Wilhelmus Heuijerjans (1898-1971) Hulparbeider, Arbeider, Arbeider-telegrafist, Lijnassistent
(8) Johannes Wilhelmus Marijn 'Jo' Heujerjans (1900-???) Machinist
(9) Joseph Hubertus Heuijerjans (1924-2012) Machinist
(10) Antonius 'Teun' Heuijerjans (1924-1990) Rangeerder
(11) Herbert Heuyerjans (1926/27-1987) ???
(12) M.F. 'Theo' Heujerjans (1927-2010) 1981 (krantenartikel) "Ambtenaar onregelmatigheden"
(13) Gerardus Petrus Huijerjans (1955-2007) Onderhoudsmonteur - electro


Salarisontwikkeling


De salarissen (schaal in 'hfl' aan de linkerkant) voor zover bekend zijn hier uitgebeeld en afgezet tegen de prijsindex (rode lijn, schaal aan de rechterkant). Vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914) t/m 1920 is er een enorme inflatie. De salarissen bij de NS lijken met behoorlijke vertraging ook op te lopen. Als de prijzen daarna weer dalen, blijven de salarissen lange tijd stabiel (ongeveer periode 1920-1933), daarna dalen de salarissen enkele jaren, in totaal zo'n 20%.

Tot ca.1920 werden de salarissen in hfl/dag vastgelegd op de Personeelsstaten, daarna in hfl/jaar. Om hier een vloeiende lijn uit te creeeren, zijn de daglonen met een factor 400 vergroot. Er werd natuurlijk geen 400 dagen per jaar gewerkt, maar er lijkt anders nog een factor te missen (vakantietoeslag?).

De beroepen van deze familieleden waren meestal eenvoudig, ondersteunend: (hulp)arbeider, arbeider/remmer, ladingmeester, rangeerder, arbeider telegrafist, lijnassistent, seinhuiswachter, met uitzondering van Joseph Hubertus - hij was machinist.


(1) Cornelis Heujerjans (1872-1941)

ca.1940

Personeelstaat:

17 nov 1912, Blerick:


(2) Theodorus Heuijerjans (1881-1967

Personeelstaat:


(3) Joseph Hubertus Heuijerjans (1892-1962)

Personeelstaat:

12 jul 1917 "Loffelijke vermelding:


(4) Peter Johannes Heuijerjans (1893-1974)

17 sep 1944
Toen Radio Oranje opriep tot een staking, legde hij het werk terstond neer. Daarvoor heeft hij in 1946 een herinneringsmedaille van de N.S. gekregen met opschrift:
"Ter herinnering aan het eendrachtig opvolgen van het stakingsbevel"

(5) Wilhelmus Heuijerjans (1895-1953)

Personeelsstaat

ca.1930


(6) Peter Joannes Heuijerjans (1896-1975)

Personeelstaat:


(7) Wilhelmus Heuijerjans (1898-1971)

Personeelstaat:


(9) Joseph Hubertus Heuijerjans (1924-2012)

Personeelstaat

Geb: 06 feb 1924 Weert
Huw: 19 mrt 1948
[Ovl: 23 feb 2012]

01 mei 1943: leerling machinist Heerlen (3.42 p.d.)
01 sep 1945: einde dienstbetrekking
01 sep 1945: leerling machinist Heerlen (4.44 p.d.)
01 mei 1948: leerling machinist Heerlen (2268 p.j.)
01 mei 1954: machinist Heerlen (3780 p.j.)
01 okt 1954: machinist Heerlen (4164 p.j.)




(12) M.F. 'Theo' Heujerjans (1927-2010)

Theo Heuijerjans is 'ambtenaar onregelmatigheden' op Rotterdam CS.
Het Vrije Volk, 14 november 1981

Theo heeft lang de spoorwegwoning Kleiweg Rotterdam bewoond met zijn vrouw Jopie Riet. Hun buurman John Krijgsman heeft deze herinneringen gedeeld (2022):

"Theo en Jopie leerden elkaar kennen op Rotterdam CS, waar ze allebei werkten. Na hun huwelijk (in 1955) moest Jopie stoppen met werken, zoals toen gebruikelijk. Hun dochter Rita is in 1957 geboren.

Rond die tijd kreeg Theo de functie van stationsbeambte op de stations Rotterdam Hofplein, Bergweg, Kleiweg en Wilgenplas. Daarbij hoorde de huur van een dienstwoning bij het station Rotterdam Kleiweg. Dit was de helft van een dubbele spoorwoning, genummerd 1A.

Bij de woning hoorde een enorm stuk grond, dat zelfs achter de trein- en tramfabriek van Allan (sinds 1960 werkplaats en busgarage van het lokale vervoerbedrijf RET) doorliep tot aan de Ceintuurbaan. Theo had dus genoeg ruimte om paarden en geiten te houden en Jopie deed de moestuin.

Op de stations verkocht Theo de kaartjes. Op station Kleiweg bediende Theo bovendien de wissels, de seinen en de spoorbomen. Deze unieke woonplek was voor Theo reden om alle aanbiedingen voor promotie binnen NS te laten schieten, want promotie betekende verhuizen naar een ander station in het land. Met vermoedelijk mindere woonomstandigheden. Dit alles heeft Theo mij pas na het jaar 2000 verteld, toen we buren werden.

Dat duurde tot 1977. Toen werd de Hofpleinlijn gemoderniseerd. De wissels en de seinen werden vanuit de verkeersleiding in Den Haag bediend, de overwegbomen gingen automatisch omlaag als er een trein aankwam en de conducteur verkocht in de trein de kaartjes. Later kwamen er kaartautomaten. Het stationsgebouwtje waar Theo werkte ging in 1977 tegen de vlakte.

Theo zat nog maar enkele jaren voor zijn pensioen en omdat NS een sociaal bedrijf was, werd er een baan voor hem geregeld. Hij werd assistent van de chef van de treinenschoonmaak op Rotterdam CS. Daar heb ik hem (vaag) leren kennen want ik werkte inmiddels ook bij NS op Rotterdam CS. Maar ik had nauwelijks met hem te maken. Ik wist wel dat hij in de dienstwoning van station Kleiweg woonde.

Volgens mij is hij in 1982 met vervroegd pensioen gegaan, dat kon toen allemaal nog.

In 2000 zette NS een helft van de dienstwoning 1A te koop. Ik werkte inmiddels bij NS in Utrecht en zocht een woning met tuin in de buurt van station Rotterdam Noord, zodat ik makkelijk naar mijn werk kon reizen. Toen bleek dat Theo nog steeds in de andere helft woonde. Met Jopie, maar die heb ik toen pas leren kennen. We zijn goede buren geworden. Theo bleek in de buurt een lokale beroemdheid, omdat iedereen hem kende van de 20 jaren dat hij een van de vaste gezichten van station Kleiweg was.

Theo is in 2010 overleden, Jopie in 2013.

Dochter Rita ontmoetten we wel eens. Ze heeft een zoon en een dochter, die zijn denk ik ook al weer 30-35 jaar oud. Maar het contact is verloren gegaan.

Bijgaand twee foto’s: op de ene is links nog een stukje te zien van het in 1977 gesloopte stationsgebouwtje van Rotterdam Kleiweg, met op de achtergrond woning 1A. Op de andere foto is de woning duidelijker zichtbaar. Theo en Jopie woonden in de rechter helft van het pand."




Foto's: ©Bert Stortenbeker