Sunday, July 21, 2013

Vliegongeluk in Venlo (22 juni 1920)

Op de Algemene Begraafplaats Venlo is het graf van Henri Caubo, gestorven 22 juni 1920. Het grafschrift is als volgt: "Hier rust onze geliefde zoon en broeder Henri Caubo geb. te Venlo 21. april. 1894 aldaar bij een vliegongeluk jammerlijk om het leven gekomen 22.jun.1920"

Wat was er gebeurd?
Bron: Opsomming van de bekende ongevallen en incidenten in 1920

Te Venlo heeft dinsdag een vreselijk vliegongeluk plaatsgehad. De bestuurder was met twee passagiers opgestegen om reclamebiljetten te strooien. De machine vloog zeer laag boven de stad. Op het moment dat de biljetten uitgeworpen werden ontstonden er motorproblemen en stortte het toestel naar beneden. Het kwam terecht in de keuken van de heer Joosten in de Lomstraat. Even voor het viel zag men er plotseling een grote vlam uitkomen. De drie inzittenden werden gedood. De oorzaak moet het springen van de benzineleiding zijn geweest.

"De Gelderlander" meldt ook nog dat " ... de tocht werd gedaan in een aeroplaan met een Spycker-motor waarbij de benzine-toevoer niet zó kan geschieden, dat er geen gevaar bestaat voor ontbranding. Bovendien zou de vlieger kort voor de demonstraties meer gedronken hebben dan voor een aviateur, die met passagiers opstijgt, wel gewenscht is."

Gezagvoerder: E.J. Need(┼).
Passagiers: L.H. Caubo(┼); J. Overbeek-Kools(┼).

NB. Sergeant-vlieger E.J. Need (de pers noemde hem Neets en ook wel Beets) was een Soesterberger die op 4 maart 1920 zijn militair brevet haalde. De DFW was het gezamenlijke eigendom van Need, Van de Griend en Geysendorffer. Ze hadden verlof en maakten om de beurt tochtjes met passagiers. Ook de namen van de passagiers worden in andere kranten anders geschreven: Caub en Overbeke. En tenslotte wordt in RSL-rapport V.13 gesproken over een Benz-motor!

Afschrift Rapport V.13 van de Rijks Studiedienst voor Luchtvaart
Rapport V13
Den 22sten Juni 1920 had te Venlo een ongeluk plaats met dodelyken afloop voor bestuurder en twee passagiers. De sergeant N. hield met een eigen D.P.W. toestel demonstratie- en passagiersvluchten te Venlo, waar kermis was. Toen hij op plm. 50 M. boven de huizen vloog, stopte de "Benz"-motor (220 P.K.) en het toestel moest dalen in de stad, waarby het in een keuken terecht kwam en in brand geraakte. Het toestel was kort tevoren te Soesterberg door den chef van den Technischen Dienst gekeurd en geheel in orde bevonden.
CONCLUSIE: roekeloos vliegen door een zeer ervaren vlieger op geringe hoogte boven een stad.



Sunday, June 09, 2013

Nieuwe straatnamen in Blerick (1941)

Limburger Koerier, 16-05-1941

NIEUWE STRAATNAMEN

B. en W. stellen den raad andermaal voor, de namen van eenige straten in de afdeeling Blerick te wijzigen als volgt:

Markt: Raadhuisplein.
Groote Lambertusstraat: Lambertusstraat.
Kleine Lambertusstraat: Maasveldstraat.
Stationstraat: Graaf van Loonstraat. Een der leden van het geslacht van Loon vestigde zich omstreeks 1134 als eerste graaf te Blerick.
Groote Molenstraat: Averbodestraat. De abdij van Averbode had sedert de 13e eeuw het patronaatsrecht d.w.z. het kerkgezag om pastoors en onderpastoors te Blerick te benoemen, de stoffelijke en zedelijke belangen te behartigen.
Kleine Molenstraat: Tiendstraat. Cijns, 1/10 van het veldgewas, hetwelk vroeger algemeen als pacht werd betaald. Aan het einde van deze straat lag de Tiendschuur.
Groote Steegstraat: Steegstraat.
Kleine Steegstraat: Witheerenstraat. De Norbertijnen of Witheeren. zoo geheeten naar hun wit opperkleed. waren de kloosterlingen van Averbode, waaruit de pastoors te Blerick steeds tot aan de Fransche revolutie, werden benoemd.
Molenbosschen: Romeinenweg vanaf de Baarloschestraat tot aan het pand Nel. Het overige gedeelte van deze straat blijft dien naam behouden. Deze weg is een gedeelte van den ouden heirweg door de Romeinen aangelegd.
Panhuisstraat: Voorloopig te trekken bij de Nieuwborgstraat.
Begijnengang: Rutgerusgang. Prater Rutgerus was de eerst bekende pastoor van Blerick, afkomstig van de abdij van Averbode (Ao 1238).
Ruysstraat: te overwegen om de straat van dien naam te Venlo te veranderen in Ruys de Beerenbrouckstraat. Leden van het geslacht Ruys waren Heer van Blerick en bewoonden het kasteel Boerlo.
Mariastraat: Pastoor Goosensstraat. Thomas Goosens, afkomstig van Heijst op den Berg, overleden te Blerick 23 April 1837. Hij was laatste der pastoors van Averbode (1799-1837) en is bekend wegens zijn verzet tegen het invoeren van den keizerlijken catechismus van Napoleon.
Havenstraat: Victor de Stuersstraat.
Maasstraat: Helling.


Nieuwe Venlosche Courant, 29-10-1941

STADSNIEUWS Blericksche straatnamen

De nieuwe Blericksche straatnamen vormen in de laatste dagen voor velen een puzzle, wijl wel de namen van verschillende straten zijn ingevoerd, doch de aanwijzingen ontbreken en de oude straatnamen veelal onleesbaar zijn. Daarbij komt nog, dat de eene dienst zich met het adresseeren van stukken streng houdt aan de nieuwe straatnamen en de andere dienst niet in staat schijnt te zijn, de nieuwe straatnamen aan te brengen. Zoo was dezer dagen een groote consternatie omtrent de vraag, waar is de Van Stockhemstraat. Niemand had hier ooit van gehoord, totdat later bleek, dat de Kerkhofweg omgedoopt was in de Van Stockhemstraat. Voor het gemak van de bewoners van Blerick alsmede voor vele anderen laten wij hieronder nogmaals de gewijzigde straatnamen volgen. Hij of zij, die hiermede veel te maken hebben, adviseeren wij dit staatje uit te knippen en te bewaren.
Markt werd St. Antoniusplein.
Brugstraat werd Frederik Hendrikstr.
Schoolstraatje werd omgedoopt in St. Hubertusstraat.
Julianastraat in Van Bornestraat.
Broekstraat in Pepijnstraat.
Stationstraat in Graaf van Loonstraat.
Kl. Lambertusstraat in Maasveldstr.
Nieuwstraat in Schenck van Nydeggenstraat.
Spoorstr. in Fort St. Michielstraat.
Hoogeweg in Sebastiaansweg.
Kerkhofweg in Van Stockhemstraat.
Kranenveldweg in Van Boerlostraat.
Groote Molenstraat in Averbodestr.
Kl. Molenstraat in Tiendstraat.
Kl. Steegstraat in Witheerenstraat.
Begijnegang in Rutgerusgang.
De zuidelijke weg van de Molenbosschen in Romeinenweg.
Mariastraat in Pastoor Goosenstraat.
Havenstraat in Victor de Steursstraat.
De Maasstraat in De Helling, terwijl eveneens kwam te vervallen de benaming Groote voor de Lambertusstraat en de Steegstraat.
Men zal in het vervolg alleen spreken, van Lambertusstraat en Steegstraat.

Saturday, May 04, 2013

Voorlopig gaan we nooit meer terug naar Turkije

Het begon natuurlijk bijna vier jaar geleden met ons eerste bezoek aan Turkije: een normale vakantie van twee weken in een all-inclusive hotel in de buurt van Alanya. Wat de vakantie een beetje bijzonder maakte was Leonor's zwangerschap - toen bij vertrek ongeveer 25 weken. Onze aankomst in Turkije toen liep al niet helemaal lekker: Tiago en ik moesten een 90-dagen visum kopen (a 10 euro), maar Leonor moest apart naar het politie-bureau op het vliegveld voor een visum vanwege haar Kaapverdische nationaliteit (toen) en kreeg toen een visum a 110 euro (voor twee weken!). Vervolgens was de bus naar het hotel al vertrokken.

Enkele dagen voordat we weer terug zouden vliegen kreeg Leonor last van haar buik en werd na een opname in het ziekenhuis van Konya Alféu geboren; met 26 weken en enkele dagen veel te vroeg en hij moest langdurig worden beademd en uiteindelijk 3 maanden op de intensive care blijven. We zijn dus die hele periode in Turkije moeten blijven voordat Alféu in een vliegtuig mee naar Nederland mocht. Aan het ziekenhuispersoneel, aan de artsen Servet en Zeynel en de verpleegsters Nurcan en Berna en vele anderen van het Baskent ziekenhuis in Konya hebben we niets dan warme herinneringen. Helaas vormt de taalbarrière wel nog steeds een grote belemmering in de communicatie.

Bij vertrek uit Konya - met een ambulance-vlucht - werd ons door de autoriteiten op het vliegveld verteld dat het visum van Leonor was verlopen en dat we nog 150 euro boete moesten betalen. De betaling kon alleen in cash; zoveel had ik niet meer bij me en er was ook geen bank-automaat op het vliegveld van Konya. We zijn toen dus met die onbetaalde boete uit Konya vertrokken.

Gisteren zijn we vanuit Köln-Bonn vertrokken naar Antalya voor onze tweede vakantie in Turkije. Na vier visa te hebben gekocht (Leonor heeft nu de Nederlandse nationaliteit), werden we bij de paspoort-controle apart gehaald en weer naar de befaamde politie-post geleid. De Turkse autoriteiten scoren wat mij betreft niet heel hoog op het gebied van 'klantvriendelijkheid' en ze hebben ons vieren lang laten sappelen. Bijna niemand spreekt Engels of Duits of is bereid uitleg te geven. Uiteindelijk bleek dat Leonor een inreisverbod heeft voor vijf jaar en zij op een vliegtuig terug naar Duitsland zou worden gezet. Tiago, Alféu en ik mochten wel door naar onze all-inclusive bestemming. Ik heb voor ons drieën dus retour-ticket gekocht. De rest van de dag mochten we in een speciale kamer met een vrouwtje van 'security' de dag op het vliegveld doorbrengen. Aan het eind van de middag zijn we terug gevlogen naar Düsseldorf. Daar heeft een vriend ons opgehaald en zijn we naar Köln-Bonn gereden en daarna weer naar huis.

Onze Alféu is geboren in Turkije en mogelijk heeft hij ooit behoefte de plek te bezoeken waar hij is geboren, maar voorlopig is ons standpunt dat we nooit meer terug gaan naar Turkije.


E-MAIL AAN DE VOORMALIGE CONSUL IN ANKARA

4 mei 2013, 12:19

Subject: Aub advies inzake 'inreisverbod' Turkije

Beste Heer Corver,

In 2009 waren mijn vrouw en ik bij u op het consulaat in Ankara, omdat ons zoontje te vroeg geboren was (in Konya) en een noodpaspoort nodig had om terug te kunnen vliegen naar Nederland. Dit jaar wilden we onze vakantie weer eens doorbrengen in Turkije. Gisteren kwamen we met onze kinderen in Antalya aan, maar bleek dat Leonor een inreisverbod heeft voor 5 jaar. De reden moet wel zijn (werd ons verder niet mede gedeeld) dat haar visum toen (in 2009) twee weken geldig was en we pas na 3 maanden konden vertrekken uit het ziekenhuis.

De hele gang van zaken op het vliegveld was bijzonder onplezierig voor ons (m.n. ook voor onze twee kinderen, 3 en 6 jaar). Verder is onze vakantie kwijt en moest ik voor de kinderen en mijzelf extra retourtickets kopen om weer samen naar huis te kunnen vliegen.

Kunt u ons een advies geven waar ik hiermee het best terecht kan? Ik probeer ook de annuleringsverzekering aan te spreken, maar ben bang dat ik daar geen beroep op kan doen. Wat ons m.n. kwetst is het totale gebrek aan begrip bij de Turkse autoriteiten voor onze situatie. Als we in Turkije iets misdaan hadden en daarom niet het land in kunnen, dan is dat natuurlijk heel begrijpelijk. Maar er was geen enkele mogelijkheid om met iemand te spreken (in Engels, Duits of Nederlands) wat de achtergrond was en of daar nog iets aan te verhelpen was. Dit was ons tweede bezoek aan Turkije, weer zeer aangrijpend - ook voor onze kinderen - en ik denk dat dit ons allerlaatste bezoek aan Turkije is geweest.

Ik weet niet of u nog een functie heeft in Turkije; misschien kunt u mijn email doorsturen als iemand anders beter kan helpen bij een advies. Alvast hartelijk dank voor uw bemoeienis.

Met vriendelijke groeten,
Andreas Heuijerjans



REACTIE VAN DE VOORMALIGE CONSUL

4 mei 2013, 21:29

Ja ik herinner mij deze geboorteaangifte nog heel erg goed. Baby kon met behulp van een erkenning en LP [Laissez Passer, AH] alsnog na een behoorlijke tijd in "the middle of nowhere" uiteindelijk uit de couveuse en het land verlaten. Ik ben inmiidels sinds twee jaar Consul in Madrid maar stuur deze mail als info naar mijn opvolger. Of hij hier iets mee kan weet ik niet. Wellicht een briefje met uitleg naar de Turkse autoriteiten. Jammer dat dit zo moest gaan. Al de tweede negatieve ervaring met Turkije. Veel succes en sterkte toegewenst.

Hugo P. Corver
Consul Madrid



REACTIE VAN DE HUIDIGE CONSUL

6 mei 2013, 16:07

Dhr. Corver heeft mij uw bericht doorgestuurd en het is inderdaad een zeer vervelende situatie.

De Turkse autoriteiten zijn de eerst aangewezen instantie tot wie u zich zal moeten richten en het lijkt mij dan ook het beste om (schriftelijk) contact op te nemen met het Turkse Consulaat-Generaal in Rotterdam voor nadere uitleg. In het uiterste geval kunnen wij als Ambassade contact opnemen met het Turkse Ministerie van Buitenlandse Zaken hier in Ankara om nadere informatie, daar is over het algemeen wel enige tijd mee gemoeid voordat een reactie wordt ontvangen.

Misschien is het handig om deze ambassade tevens een kopie te sturen van uw correspondentie met het Turkse-Consulaat generaal in Rotterdam.

Met vriendelijke groet,

Robert G. Selles
Eerste Ambassade Secretaris | Consulaire en Administratieve Zaken



BRIEF AAN DE TURKSE CONSUL-GENERAAL IN ROTTERDAM

To the Consul General Mr. Togan Oral
Turkish Consulate General
Westblaak 2
3012 KK Rotterdam

Copy: Mr. Robert G. Selles (Consul at the Dutch Embassy in Ankara)

Venlo, 7th May 2013

Dear Mr. Oral,

We had a very unpleasant experience a few days ago, when we wanted to enjoy a brief holiday in Alanya. To understand correctly what has happened, I must elaborate a little.

In 2009, my pregnant wife (25 weeks pregnant), our first son (then two years old) and I went to Turkey for the first time for a 14 day holiday. My wife then kept the Cape Verdean nationality and could not just buy a visa, but had to apply for one at the police office (at 110 euro's). After we got the document, our bus to the hotel had already left.

Halfway our holidays, my wife got a painful belly and after being hospitalized in Konya, she gave birth to our second son after 26 weeks of pregnancy. Our son had to be helped with mechanical ventilation amongst other medical treatments. The doctors, nurses and other staff of the Baskent hospital did excellent work for our son and we are very grateful; we also keep to this day several contacts via social media.

After three months our son was doing well enough to fly back to Holland and we got an ambulance flight. At the airport, the authorities told us that my wife's visa had expired (because that one was only given for 14 days), and we had to pay 150 euro's. I didn't have that much cash and no bank (ATM) was available at the airport. So we left Turkey with this fine unpaid.

Last Friday (3rd of May) we wanted to visit Turkey again for a holiday, but at the airport (after buying 4 visa), my wife was not allowed in and eventually it became clear that she cannot enter Turkey for 5 years. The way we (including our two children, now aged 3 and 6 years) were treated, was very disappointing: we had to stay/wait on the airport all day, no-one of the police wanted to hear from us what the background was, even did not speak German or English. There was no way to see if it could be explained and the remaining fine be paid. In the end I had to buy three tickets to fly back home as one family.

Now our holidays are completely lost and we have a very sad and disappointing feeling about Turkey, the country where our second son was born.

We really don't understand why we were treated in such a way and why this was necessary. We would like to know from you if you think we should blame ourselves for what has happened, or if this could also have been solved in a more polite and respectful manner.

Regards,
Andreas Heuijerjans



REACTIE VAN HET TURKS CONSULAAT-GENERAAL

10 mei 2013, 17:10

Geachte De heer Heuijerjans,

Om te beginnen betuigen wij het zeer spijtig te vinden dat u in Turkije slechte ervaringen heeft beleefd.

Om een visum te verkrijgen moeten de algemene regels wat in dit geval geldt voor Cape Verde paspoort houders gehandhaaft worden.

Cape Verde paspoort houders met een geldig visum of een verblijfsvergunning van een Schengen- of OECD lid land kunnen een single entry visum krijgen met geldigheid van een maand. Dit op voorwaarde dat ze uitsluitend met Turkish Airlines naar Istanbul Atatürk Airport vliegen. Indien ze met een andere maatschappij willen reizen,ze dienen zij naar het Turkse Consulaat in Rotterdam toe komen voor een visumaanvraag voor vertrek van Nederland.

De reizigers dienen met de geldigheid van de visum rekenig te houden. Door de aankomst en vertrek data te berekenen kan de totale verblijfsduur in het land achterhaald worden. In geval van ziekte, ongeval endergelijken tijdens het verblijf in Turkije, kan men met een schriftelijk bewijs bij de lokale politiebureau terecht om de datum van de visum te verlengen. Anders kunnen de douane ambtenaren de wettelijk vastgestelde maatregelen nemen zoals een geldboete of een toegangsverbod opleggen. Indien er een verbod is opgelegd, kan men deze op laten heffen bij het Turkse Consulaat Generaal in het land waar ze woonachtig zijn.

Indien uw partner het verbod wilt laten opheffen, dient zij persoonlijk naar het Consulaat in Rotterdam toe te komen met een geldig paspoort en een pasfoto. Wij zijn geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 12.00 uur. Zodat wij inzake het verbod naar de bevoegde autoriteiten in Turkije kunnen communiceren. De uitslag hiervan zal naar uw partner worden bericht.

Nogmaals willen wij aangeven het zeer te betreuren dat u deze ervaringen hebben meegemaakt.

Met vriendelijke groeten,
Kartvizit KONS


Monday, February 25, 2013

Archibald Lyall: "Black and White Make Brown" (1938) - two reviews



Review by: S. F. D.
Journal of the Royal African Society, Vol. 38, No. 150 (Jan., 1939), pp. 189-191

Black and White Make Brown. By Archibald Lyall. (Heinemann, 18s.)
THERE is always something attractive about the description of places which are seldom visited and little known. The Cape Verde Islands and Portuguese Guinea, which form the subject matter of this book, are "off the map" for most of the civilised world; and since Dakar and Las Palmas have replaced St. Vincent as fuelling stations for ships en route to South America the islands are rarely visited except by Portuguese vessels which call at irregular intervals.
It is a pathetic story the author has to tell, a story in keeping with the gloomy scenery of the island of St. Vincent, which is described as "a petrified thunderstorm of a landscape." From the sixteenth to the eighteenth century the islands were a collecting station for the slave trade; and, by reason of this evil traffic they flourished as the bay tree. Ships from the Portuguese possessions in India and the Spice Islands called there en route to Lisbon, at one time the richest city of the world. Even Sir Francis Drake paid tribute to the im- portance of the Islands by sacking their principal city.
The present population of 150,000 is crowded on to 1500 square miles of land, most of which is barren and precipitous rock. Dependent for their crops on a few fertile valleys and a precarious rainfall, the people live in continual dread of famine. Between 1903 and 192o, four serious famines occurred; and in the latter year 30,000 people are said to have died from starvation. The vegetation and forest which once clothed the sides of the valleys have succumbed to the ubiquitous goat and the inevitable erosion has followed to intensify the danger of food shortage and famine.
The people, mainly of mixed African and European blood, are known as Creoles, a term which in the West Indies is used in the contrary sense of a white person born in the islands. The author describes them as idle, miserably poor and riddled with every kind of disease, but withal, hospitable and kindly and endowed with the gifts of poetry and dancing which they indulge to the full to relieve the monotony of their existence.
The infant mortality of the islands is estimated at 50 per cent., and the women have a hard life. "If a woman, a man, a horse and a load have to come up a hill, the man rides the horse and the woman carries the load."
But, though the glory has departed, here and there among these gloomy abodes can be found cases of dazzling beauty. Nova Cintra, on the Island of Brava, has evoked from the author the following description: "It is not a city with a lot of little gardens in it. It is a garden with a lot of little houses in it; an enchanted garden hanging by invisible cords from the clouds."
There seems little future for these unfortunate islanders. Emigration to America no longer provides the means of restoring fallen fortunes; and the people seem too apathetic to take up trading and clerical work on the mainland of West Africa. One may venture to hope that the Portuguese Government in its projected programme of colonial development will not overlook the claims of the Cape Verde islanders who have fallen on evil times through no fault of their own.
In Portuguese Guinea, which the author describes in the latter part of the book, little-known natives of the Bissagos Islands present many features of interest, and appear to have affinities with the Bushmen of South Africa. Until a few years ago they had maintained their independence and refused to have anything to do with civilization.
A ferocious Boadicea of a queen named Pampa reputed to have weighed 25 stones, may have contributed to the repulse of the Portuguese advances. Be this as it may, the final subjugation of the Bissagos islanders was not achieved until 1936. They are described as completely indifferent to death, as they believe in early reincarnation. Though primitive and backward in other respects they excel in the carving of wooden ornaments, in mural decoration and in furniture making. Further information about this interesting people would have added materially to the value of the book.
The author does not agree with the Portuguese belief that the larger the population of "assimilates" the more secure will be their authority. He considers that the educated "Creoles" in their secret hearts hate the whites; and that, if ever an anti-European movement arises in West Africa, the half-castes will be at the head of it. A thoroughly interesting and readable book.

S. F. D.
Review by: A. Z. C.
The Geographical Journal, Vol. 92, No. 2 (Aug., 1938), p. 170

BLACK AND WHITE MAKE BROWN: an account of a journey to the Cape Verde Islands and Portuguese Guinea. By Archibald Lyall. London: William Heinemann, 1938. 9 x 5,5 inches; x + 304 pages; illustrations and maps. 18s.
This is not Mr. Lyall's first travel book, but undoubtedly it is the most interesting. He spent several months in the Portuguese colonies of Cape Verde and Guinea, during which he saw all that was possible with the means of transport at his disposal. He has not however seen every thing he writes about, as, for instance, in his story of a dead donkey in a Lisbon reservoir.
Although many books in other languages have been written about these colonies, the author claims that they are still little known. His book, nevertheless, is the most comprehensive, and possesses a topical interest in view of the strate- gical importance of the Cape Verde Islands and the rumours current about the state of affairs in the Bissagos Islands. Mr. Lyall visited the whole archi- pelago, and stayed three weeks in Bubaque Island, enjoying the hospitality of the German Company which runs the important palm-oil factory there. From what he has seen he dismisses as untrue the stories that "Bubaque is full of oil stores for aeroplanes, submarines and surface ships," and that "the authority of Lisbon and its control have become practically non-existent" in the archipelago.
Almost all the Cape Verde Islands and the whole of Guinea were visited by him, and he gives a colourful picture of life and nature as he saw them. His remarks on the native poetry of the Cape Verde Islands and the artistic skill of the Nalus and Bissagos wood sculptors, in Guinea, are very interesting indeed. The two colonies are studied in all their aspects, and praise is bestowed upon the Portuguese colonial administration.
With the exception perhaps of the two first chapters, the whole book is fascinating; there are however a few slips. Pedro Nunes is described as "astronomer, cosmographer and mathematician of Prince Henry the Navigator" (p. 19). Prince Henry died in 1460 and Pedro Nunes was born in 1502. "Prince Henry's brother, Dom Pedro, brought him from Venice... the portolan of Sanuto and Dulcert..., the famous Laurentian portolan..., the Catalan Atlas and many rare Venetian maps..." (p. 19). So far as it is known, D. Pedro brought from Venice only one map, lost long ago and about which nothing positive is known. Prince Henry did not live in the houses or hear Mass in the chapel now existing in Sagres (p. 23). They were built much later, after his death. The highest peak in the Portuguese Empire is not in Fogo Island (2829 m.) but Tata Mailau (2920 m.) in Portuguese Timor. The Guinea "chabeu" is not "the red-brown oil of the little palm-nuts, which would, if they were left on the trees, one day grow into coconuts" (p. 202). The palm in question is the oil palm (Elaeis Guineensis), not the coconut palm (Cocus nucifera). The former is a native plant of Guinea and the latter an introduced one.
The reviewer, who has visited the Cape Verde Islands and Guinea several times, and is acquainted with most of what has been published on these colonies, knows of no more readable and stimulating book than this. It deserves to be appreciated by those interested in colonial life and the literature of travel.

A. Z. C.